Notes |
- Dit was een omstreden huwelijk. Ook al waren er geen persoonlijke familiebanden, de bruid was weduwe van een halfbroer van de bruidegom; dergelijke huwelijken waren officieel verboden; in het doopboek van Sint Anna ter Muiden staat bij de doop van hun zoon Adriaan de volgende aantekening: Dit kind is onecht, nademaal hetzelve gewonnen is in zulk een Huwelijk, 't welk het Echtreglement, door H.H.M. de Heeren Staten generaal den 18 maart 1656 gearresteerd, alsnog hier stand grijpende voor bloedschendig verklaart, zie verder Kerkelijk Acta Boek dezer gemeente, anno 1794. De Censura Morum van den 12 Julij Art.3 en Censura Morum van den 1 november art.4 tot 9 ingesloten en de artikelen uit het Echtregelement aldaar geciteert.
Artikel 4:
Eindelijk wer er geraadpleegd over een geval, plaatsgrijpende in de buiten Gemeente, waar van reeds melding is gemaakt in de vorige Acten van den 19 April, AC Atr. 3 en 4, en in die van den 12 Juli, ej. a. Art. 3 betreffende Joannes Platschaart en Susanna Le Roij, laatst weduwe van Adriaan Platschart, Adr.z. halve broeder van den Genoemden Joannes Platschart, welke laatste zich met Susanna Le Roij, de nagelatene weduwe met twee kinderen zijnes halven broeders zo even gemeld, elders in den Echt heeft laten verbinden, alzoo zulk een Huwelijk door het Echt-Reglement bij ons plaats grijpende bloedschendig verklaard en alszodanig op zware straffen verboden wordt. Zie art. 58, 61, 65 van het zelfde Reglement.
Artikel 5
Er werd eenparig verklaard en besloten, dat zulk een gedrag zeer ergerlijk was, en dat men met deze afgedwaalden Broeder en zuster, zoo lang zij in dien staat leven, dat zij aan de straggen der wet onderworpen blijven, geene Avondmaals-gemeenschap houden konde, weshalven zoo in enig geval, althands hier voorzeker de Kerkelijke Censure moett worden uitge?effend.
Atr. 6
Verder gesproken zijnde over de wijze waarop men hun de censure zoo bekend maaken, is men wederom eenparig overeengekomen zulks te doen met eene beslotene missive, en dezelve door den koster, onder behoorlijke recepisse te doen overhandigen,
Art. 7
Ten dien einde werd door Ds. Proses? de volgende Missive opgesteld:
'Joannes Platschart
en Susanna Le Roij!
Nademaal gijlieden met elkanderen in zulk enen Huwelijken Staat hebt laten verbinden, die door de wetten in ons land plaats grijpende, bloedschendig verklaard en alszodanig op zware straffen verboden wordt: zoo vindt zich de Kerkenraad van St. Anna ter Muiden onder welkers opzicht gijlieden staat, in de droevige noodzakelijkheid om ulieden beiden, zoo lang gijlieden in dien staat zijt, te censureren, en het Avondmaal onzes HEEREN te ontzeggen, God biddende, dat hij ulieden moge genadig zijn, en uwe misdaden vergeven!
In onze vergadering daags voor het Avondmaal des HEEREN, dezen 3 november 1794.
Uit naam en last des kerkenraads,
Jacobus de Kanter'
Art. 8
Deze concept-missive der vergadering voorgelezen, en door haar goedgekeurd zijnde, werd dezelve verzegeld, en nog staande de vergadering, met de volgende recepisse in blanco, door den Koster aan de bovengenoemde personen ter hand gesteld. Dus luijdt de recepisse in blanco.
'De ondergetekende verklaren, op heden den 3 november 1794 ontvangen te hebben ene Missive van den Kerkenraad van St. Anna ter Muiden aan hun geaddresseerd en door den Koster, Abraham Galander, hun ter hand gesteld.
Art. 9
Deze recepisse is door den Koster gehoorlijk door Joannes Platschart en Susanna Le Roij ondertekend, gelijk aan de gansche vergadering gebleeken is, terug gebragt.
Art. 10
Verder niets meer te behandelen zijnde is de vergadering na onderlinge heilbede over het aanstaand genot des Avondmaels, en na dankzegging tot in in liefde en [... uiteengegaen?]
10 October 1801, zijnde daags voor het avondmael.
Art. 3
De broder bracht rapport in nopens het advies van den Kreits? in de zaak van Joannes Platschart (zie vergad: 11 juli 1801) en las dien aangaande voor het volgende:
'Extract uit de Handelingen van den Sluischen Kreits
Extraordinaire Vergadering den 24 Julij 1801 ten huize van Ds. Hoent? te Aardenburg
Art. 2
Ds. de Kemter, predikant te St. Anna ter Muiden verzocht naamens den E. Kerkenraad aldaar, door deze vergadering voorgelicht te worden nopens het volgende geval:
Het Egtreglement van H.H. A de Heeren Staaten Generaal van den 18 maart 1656 verboodt art. 56 alle huwlijken van broeders met hunne zusters, het zij van vollen of van halven bedde, 't welk art. 61 nader verklaard wordt toepasselijk te zijn ook op des broeders weduwe, etz. Des niettegenstaande had zeker lid van die gemeente, onder de Oostenrijkse Jurisdictie woonachtig, de weduwe getrouwd van zijnen halven broeder van vaderszijde: De Kerkenraad had hen deswegens onder censuur gebracht den 1 November 1794. De Fransche wet van den 20 september 1792 werd vervolgens ingevoerd ten jaare 1796. In den elfden artikel van de tweede afdeeling van den ? Wet (handelend over het huwelijk) zegt dezelve: Het huwelijk is verboden tusschen de natuurlijke en wettige bloedverwanten in de regte linie, tusschen de aangetrouwde van deze linie, en tusschen den broeder en de zuster. Deze wet staat dus het huwelijk toe tusschen aangehuwde broer en zuster. Dienvolgens hebben zich ook gemelde persoonen volgens deze wet, en de wijze die zij vootschrijft wettig in het huwelijk laaten verbinden onmiddelijk na derzelver afkondiging. Na verloop van drie jaaren hebben dezelfde persoonen een authentiek extract van hun huwelijk aan den kerkenraad ter hand gesteld, ten einde en met verzoek om van de censuur ontheven te worden. De vraag is derhalve: of in dit geval de veroorlooving der burgerlijke wet genoegzaam zij om aan het verzoek der gecensureerden te voldoen.
Art. 3.
De vergadering vondt dit stuk zoo teder, dat dezelve noch aaan den eenen, noch aan den anderen kant een beslisschend oordeel durfde uitbrengen: waarom dezelve, als ook uit aanmerking dat dergelijke geallen nog meer konden voorkoomen, en het belang en welzijn van Gods kerke vordert dat men hier in op eenen vasten en eenpaarigen voet handele, het raadzaamt geoordeeld heeft, om deze zaak als een ??? van wegens dezen kreits bij de E. Classis van Walcheren die in September eerstkoomende te Vlissignen vergaderen zal, in te brengen, met verzoek dat dezelve hieromtrent naar haare wijsheid uitspraak doe.
|