Notes |
- 14 februari 1533 n.st.:
Erfruil tussen Willem zoon van wijlen Willem Wouter vande Loo en Gerit zoon van wijlen Hanrick Jannen.
Willem voors zal hebben de helft van een huis, hof met de grond en erfenis daaraan liggende en daartoe behorende, gelegen in de parochie van Goirle bij Peter Jorijs, aldaar tussen:
erfenis van de Abt van Tongerlo met meer anderen een zijde
erfenis van Jan Matheeus ander zijde
erfenis van de Persoonschap van Goirle een einde
de gemeijnt van Tilburg en Goirle ander einde.
Nog hiertoe de helft in een stuk land genaamd de Hoge Zwalu, het gehele stuk land gelegen als voor tussen:
erfenis van Peter Jorijs met meer anderen een zijde
erfenis van Arijaen Hermans met meer anderen ander zijde
erfenis van Jacop Laureijs Hoeffkens een einde
erfenis van Jan Matheeus ander einde.
Willem voors moet hieruit betalen aan Laureijs Hanrick Zwijsen de helft in een erfpacht van een half mud rogge.
Hiertegen zal Gerit voors hebben een stuk land genaamd de Cloot gelegen in de parochie van Goirle, ter plaatse genaamd in die Vensacker, aldaar tussen:
erfenis van Bastiaen Rubbens een zijde
erfenis van Cornelis Hanricks ander zijde
erfenis van het Convent van Tongerlo een einde
erfenis van Wouter Willem Backs ander einde.
Wel stuk land voors Wijllem voors gekocht had van Aert zoon van wijlen Jan Matheeus en dat Aert gekocht had van Arijaen, Jan en Cornelis, gebroeders, zonen van wijlen Hanrick Jan van Dun.
Gerit koper voors moet hieruit betalen aan de Heilige Geest van Goirle 3 lopen rogge erfpacht en 1 oertstuiver erfcijns.
Bron: RHC Tilburg, algemeen protocol rechterlijk archief, R 280 f. 48v-49r
22 oktober 1537:
Willem zoon van wijlen Willem Wouters vande Loo en Michiel zoon van wijlen Michiel Otten van Goerl bekennen schuldig te zijn aan Willem zoon van wijlen Peter Heijnen ten behoeve van Gherit van Merode, Kannunik te Hilvarenbeek, een jaarlijkse en erfelijke cijns van 20 stuivers, bedevrij, te betalen aan meester Gherits vs. uit een stuk land, toebehorend aan Willem vande Loo, geheten de malleman, groot 3 lopensaet, gelegen te Goirle in die Vensche Ackeren.
Belendingen:
Peter Rubbens een zijde
Willem Back en Elijsabeth weduwe van Aert jan Aerts ander zijde
Goijaert Hoeffkens een einde
Gherit Henrick jan en anderen ander einde
Verder nog uit een stuk beemd, toebehorend aan Michiel Otten, groot 3 buender, gelegen te Goirle aan die Wenincxvoert.
Belendingen:
erfgenamen van Jan Oddens een zijde
kathelijn weduwe van Laureijs Willem Verstraeten
en kinderen ander zijde en een einde
Aen die Oude Leije ander einde
Te betalen op Allerheiligendag. Staat te los met 25 karolus gulden.
Bron: RHC Tilburg online, Nadere toegangen Tilburg R 284 f. 9v
1554:
Zij maken hun testament op.
Bron: L.F.W. Adriaenssen: De erfgenamen van Ghijsel Back, in Brabantse Leeuw 1991 p. 90 e.v.
18 mei 1553:
Kond zij eenieder, dat gekomen en gestaan zijn geweest voor ons schepenen ondergeschreven de eerbare en discrete personen Willem zoon van wijlen Willem Wouter vande Loo en Marie zijn wettige huisvrouw natuurlijke dochter van wijlen Ghijsbrecht Metten, ingezetenen van Goirle, gaande, staande en hun verstand en 5 zinnen volkomen en goed machtig zijnde en ze hebben eendrachtig met elkaars goedvinden hun testament, laatste en uiterste wil bepaald en gemaakt zoals hierna volgt.
Ten eerste hebben zij testatoren voors. hun zielen, wanneer die uit hun sterfelijke lichaam gescheiden zullen zijn, aanbevolen aan God almachtig, hun Schepper, aan Maria zijn gebenedijde moeder en aan alle Gods heiligen en hun dode lichamen aan de gewijde aarde. En aangaande hun tijdelijke en vergankelijke goederen, hen door God almachtig op deze wereld verleend, hebben zij vermaakt ten eerste voor hun onwaarachtig goed, dat ze niet kennen als ze dat enig hadden, aan de fabriek van Sint Lambrecht in Luik 1 stuiver eens, gegeven te worden na de dood van de eerste.
Item nog hebben zij vermaakt aan de Biddende Orden te hebben voor het gemeenschappelijke gebed elk 1 stuiver eens.
Item aan de Broederschap van Onze Lieve Vrouwe en haar moeder sint Anna en van sint Barbara en sint Katheina, allen binnen de kerk van Goirle, voor hun beider doodschulden tesamen viertien stuivers eens en deze bepaling en maaksel te voldoen en te betalen na de dood van elk van hen beiden, testatoren voornoemd.
Item nog vermaken zij testatoren aan de Tafelen van de heilige Geest in Goirle 18 lopen rogge eens om aan de anderen gespendeerd en gedeeld te worden, welke rogge men in drie keren zal bakken en delen, elke keer 6 lopen, en wat na de dood van de eerste, behalve als zijn testatoren voors. wat rogge van de 18 lopen rogge zullen laten bakken en aan de armen uitdelen bij het leven van hun beiden, dat dat afgetrokken zal worden van de 18 lopen rogge voors.
Item nog hebben Willem en Marie testatoren voors. bepaald en gewild voor elkaar, dat aan de langstlevende van hun beiden gegeven en vermaakt zal worden een stede, te weten huis, hof, schuur met de grond en toebehoren met een akker daar achter aan liggende gelegen in de parochie van Goirle ter plaatse genaamd aan het Vorste Ven tussen:
erfenis vande weduwe van Sebastiaen Rubbens een zijde
erfenis van Gherit Denijs Meijnaets ander zijde
de gebuurhoevel aldaar een einde
een gemeijne waterlaat ander einde
en dat door de langstlevende van hun beiden in tocht te bezitten en te gebruiken. Daartoe nog een beemd de Maet gelegen onder Beek op de Maet tussen:
erfenis Henrick Dierck van Eijndt een zijde
erfenis van Peter Wouter Nouwen ander zijde
Welke beemd voors. wijlen Wouter Ghijsbrecht Wouter metten in zijn testament vermaakt en nagelaten had aan Marie de huisvrouw van Willem, testatoren voors. zoals dat uit dat testament van wijlen Wouter voors. of extract daarvan ons gebleken is, deze beemd voors. ook door de langstlevende van hun beiden in tocht te blijven bezitten en te gebruiken.
Daartoe nog hebben zij elkaar de langstlevende van hun beiden vermaakt en gegeven 36 el vlaslinnen lakens, vooruit te nemen voordat iemand van hun kinderen iets zal delen of aanvaarden om daar door de langstlevende zijn of haar eigen wil mee te mogen doen.
Betreffende hun andere goederen zowel havelijk als erfelijk hebben zij testatoren voors. bepaald en gewild, dat de langstlevende van hun beiden gehouden zal zijn daarvan met hun beider kinderen een minnelijke deling en scheiding te doen, half en half, zoals dat behoren zal naar het recht van de bank van Tilburg, en alle schulden daarvan gelijkelijk te betalen, behalve dat hun kinderen tot hun last en ter ontlasting van de langstlevende van deze langstlevende zullen overnemen 1 mud rogge jaarlijkse pacht te betalen jaarlijks aan Aert Jan Verhoeven de zwager van Jan inden Herse te Comvoirt wonende, gaande uit de stede voors., die aan de langstlevende is vermaakt als voor, welk mud rogge voors. de kinderen van de testatoren voors. zo jaarlijks zullen moeten betalen en zullen geloven zo jaarlijks te betalen dat er voor de langstlevende van hun beiden, zolang hij of zij zal leven, daarvan geen schade, kommer of last komen zal.
Hierin voorzien, willen en begeren de voors. testatoren, dat Ghijsbrecht hun zoon in deze deling voors. van hun erfelijke goederen voors. geen verdere macht zal hebben dan zijn vruchtgebruik van deze goederen voors. en dat het erfrecht daarvan zal blijven aan zijn wettige kinderen tenzij dat hij die erfelijke goederen voors. of zijn deel daarvan van armoede en uit nood moet aanvaarden om daarvan te leven, in welk geval hij met raad en goedvinden van de toezieners van zijn kinderen hij mag aanvaarden en verteren en anders niet en de toezieners van zijn kinderen voors. zullen in dat geval gehouden zijn hem daarin behoorlijke toestemming te geven.
Item is ook de wens en wil van testatoren voors., dat als de voors. Ghijsbrecht hun zoon in de toekomst nog enige andere wettige kinderen mocht verwekken, het zij bij Agnes zijn huidige huisvrouw of weduwnaar van deze geworden zijnde bij iemand anders dat dan zijn kinderen uit het eerste huwelijk bij wijlen Katherina dochter van Jan Soffaerts verwekt, en zijn nakinderen alsnog te verwekken als voor in de erfelijke goederen, te versterven van hen testatoren voors., even diep gerechtigd zullen zijn en succederen en deze hoofd voor hoofd zullen participeren en delen.
Item verklaarden ook de voors. testatoren, dat zij aan Ghijsbrecht voors. hun zoon destijds gedaan en uitgereikt hebben 2 ponden groot of 12 karolus gulden daarvoor, willende daarom dat hij met zijn kinderen na de dood van beide testatoren zolang zal stilstaan tot de andere kinderen van hen, testatoren, daarin gelijk zullen zijn en zoveel uit de gereedste goederen daartegen eeuwig zullen hebben.
Item nog wensen en bepalen zij testatoren voors. dat Jan hun zoon, in Enschot wonende, ten voordele en ter voldoening van zijn bed, hem tot huwelijk gegeven, omdat dat met oude veren gevuld was, waarvoor vooruit zal hebben 25 stuivers eens.
Item hebben de voornoemde testatoren ten leset bepaald en begeert, dat hun beider kinderen met deze huidige bepalingen en testamentaire dispositie tevreden zullen zijn en deze minnelijk nakomen en onderhouden zonder daar tegen op te komen of te doen op enige manieren. Mocht iemand bevonden worden, die daarmee niet tevreden wou zijn en zich daartegen rebels of weerspannig zou maken en enigszins, door hemzelf of door iemand anders, dan willen en begeren testatoren voors. dat in dat geval de langstlevende van hun beiden het gehele goed van hun beiden tot zich zal mogen nemen en behouden en dat zijn of haar langstlevende leven lang zal bezitten en gebruiken, zonder beletten of tegenspraak van iemand, alles zonder arglist.
Schepenen Soffaerts en Pluimen.
Bron: RHC Tilburg online, Nadere toegangen Tilburg R 299, fol. 68v-69r
13 februari 1559:
Cornelis en Jan, gebroeders, zonen van Willem Willem Wouters vande Loo, Matheus Peter Willem Berijs als man en momber van Geertruda suae uxoris (zijn huisvrouw) en Jan zoon van wijlen Jan Mostaerts als man en momber van Marike suae uxoris (zijn huisvrouw), dochters van wijlen Ghijsbrecht zoon van Willem Willem Wouters voors, zijn wettelijk accoord gegaan, hebben toegestemd en gegeven aan de voors Willem hun vader en grootvader dat hij rustig en vreedzaam, door hen niet lastig gevallen, zal blijven bezitten, hebben en beuren gedurende zijn leven lang alle alzulke renten en jaarlijkse penningen zoals die hierna gespecificeerd staan, te weten negen karolus gulden, die men heft op Jan Borchmans in Gestel; acht karolus gulden die men jaarlijks als huur ontvangt van een beemd genaamd de Crommen Beempt, door Willem voors beleend; vier en een halve karolus gulden die men jaarlijks heft op het dorp van Enschot; nog twee en een halve karolus gulden die men heft op de stede van Adriaen Laureijs Hoefkens en die nu geldt Herman Jansz de Roije; nog drie karolus gulden en twee en een halve stuiver die men heft op Mathijs Joest vande Smeel; nog vijftien stuivers per jaar op Peter Michiel Soffaerts en nog twee karolus gulden, die men heft op Jan Cornelisz in Riel, alles naar vermogen van de brieven en andere bescheiden die daarvan zijn, zoals zj zeiden. De voornoemde Cornelis en Jan, Matheus en Jan als principaal schuldenaars super se et bona sua (op hen en hun goederen) etc de voors Willem hun vader, grootvader en schoonvader nooit meer ter zake van enige van de voors renten of penningen zijn leven lang te moeien noch ook daarna te talen of te laten talen, binnen noch buiten rechte, op geen enkele manier, zonder arglist.
Datum de 13e februari, schepenen Reijnbouts en Ghierl.
Allatum pro eosdem 2 martii (uitgemaakt voor hen de 2e maart.
Bron: RHC Tilburg online, Nadere toegangen Tilburg R 304 fol. 65r-v
Ondertrouw:
- 20 mei 1562:
Bekend zij aan eenieder, dat gekomen en gestaan zijn geweest voor schepenen ondergeschreven Cornelis en Jan, gebroeders, zonen van wijlen Willem Willem vander Loo, Matheeus Peter Willem Berijs als man en momber van Geertruijda zijn huisvrouw, en Jan zoon van wijlen Jan Mosairts als man en momber van Marie, zijn huisvrouw, gezusters, kinderen van wijlen Ghijsbrecht zoon van wijlen Willem Willem vande Loo voornoemd, en ze hebben van de erfelijke goederen hun van wijlen Willem hun vader en schoongrootvader voornoemd aangekomen en verstorven een zekere erfdeling en erfscheiding gedaan en gemaakt op de manier hierna volgende.
Tengevolge van deze erfdeling en erfscheiding zal de voornoemde Cornelis hebben, houden en erfelijk voor zijn deel bezitten een stuk land, groot ongeveer 3 lopensaet, gelegen binnen de parochie van Ghoerll ter plaatse genaamd in de Vensche Ackeren, aldaar tussen:
erfenis van Jan Henricx met meer anderen een zijde
erfenis van de erfgenamen van Peter Rubbens met meer anderen ander zijde
erfenis van Peter Willem Berijs een zijde
de Herbaen ander einde.
Nog een stuk land groot ongeveer 1 lopensaet gelegen in de parochie en ter plaatse voors, aldaar tussen:
erfenis van Willem vander Loo, dat hiervan en tegen gedeeld
en afgepaald is een zijde
het andere erf van Cornelis zelf voornoemd ander zijde
erfenis van de kinderen van Peter Rubbens een einde
erfenis van de erfgenamen van Heer Jan Soffairts, priester ander einde.
Nog een jaarlijske losrente van 8 karolus gulden die men heft op Aert Willem Jacops en zijn goederen gelegen in Ghoerll karolus gulden, zoals men jaarlijks heft op Jan Cornelis Lonis en zijn goederen gelegen in Riel en daartoe nog 48 stuivers per jaar loscijns, die men jaarlijks heft op Herman de Roij en zijn goederen gelegen in Ghoerll, ter kwijting staande met 37 karolus gulden, alles naar inhoud en vermogen van de losbrieven die daarvan zijn, zoals ze zeiden.
Op welke erfenissen en losrenten voornoemd de voors Jan zoon van wijlen Willem Willem vanden Loo, Matheeus Peter Willem Berijs en Jan Jan Mostairts in de naam als voor vertegen hebben ten behoeve van Cornelis Willems voornoemd, met overgeven en afgaan zoals dat behoort en recht is, belovende op henzelf en op al hun goederen etc deze erfdeling en dit vertijen, overgeven en afgaan voors altijd vast en stendig etc en in hun naam etc en alle kommer en calangie van elk van hen van hunnentwege daarop kome allemaal af te doen, met condities en voorwaarden hierbij, als er voor de deelslieden voornoemd op hun deel enige hinder, kommer of last met recht zou komen en of als men van de voors cijnsen ontwaard zou worden, dat zij die kommer, hinder, last of ontwaarding als die komt elkaar zullen helpen dragen en betalen, wat ze elkaar op verbintenis als voor zo ook beloofd hebben zonder arglist.
Datum 20 mei, schepenen Ghierll en Buerden.
Debet (verschuldigd) 12 st.
Hiertegen zal Jan zoon van wijlen Willem Willem vander Loo hebben, houden en erfelijk voor zijn deel bezitten een stuk land genaamd den Cleijnen Dorenacker in alle grootte als dat gelegen is binnen de parochie van Ghoerll ter plaatse genaamd die Vense Ackeren, aldaar tussen:
erfenis van Gerit Henrick Adriaens een zijde
erfenis van Henrick Kemp ander zijde
erfenis van Adriaen Berthouts een einde
erfenis van Matheeus Peter Berijs, dat hier van en tegen
gedeeld en afgepaald is ander einde.
Nog een stuk land in alle voegen als het gelegen is in de parochie en ter plaatse voors, aldaar tussen:
erfenis van Cornelis zijn broer, dat hiervan en tegen
gedeeld en gepaald is een zijde
de gemeijne Venwech ander zijde
erfenis van de weduwe van Aert Jan Aerts een einde
erfenis van de erfgenamen van heer Johan van Brecht, ridder ander einde.
Nog en jaarlijkse en erfelijke rente van negen karolus gulden, die men jaarlijks heft op Jan Borchmans en zijn goederen onder Ghestel gelegen, ter kwijting staande met 150 karolus gulden en daartoe nog een jaarlijkse losrente van 30 stuivers, die men jaarlijks heft op het dorp van Enschot, ter kwijting staande met 25 karolus gulden naar inhoud en vermogen van de losbrieven, die daarvan zijn, zoals ze zeiden.
Op welke erfenissen en losrenten voornoemd de voors Cornelis, Matheeus en Jan Jan Mostairts vertegen hebben ten behoeve van Jan Willem Willem vander Loo voornoemd met overgeven en afgaan etc usque ad finem (tot aan het einde).
Datum et scabini ut supra (datum en schepenen als voor).
Hiertegen zullen Matheeus Peter Willem Berijs en Jan Jan Mostairts voors hebben, houden en erfelijk voor hun deel bezitten een stuk erf genaamd den Mallen Man gelegen binnen de parochie van Ghoerll ter plaatse genaamd de Vense Ackeren, aldaar tussen:
erfenis van de kinderen van Peter Rubbens een zijde
erfenis Lijsbeth de weduwe van Jan Aerts ander zijde
erfenis van Gerit Henrick Adriaens een einde
erfenis van Peter Peter Faessen ander einde.
Nog een stuk land liggende in weide en beemd genaamd den Smalendijck gelegen binnn de parochie voors aldaar tussen:
erfenis van de kinderen van Peter Jan Adriaens een zijde
erfenis van heer Wouter Michiel Soffairts, priester ander zijde
de gemeijnt van Tilborch en Ghoerll een einde
erfenis van de Taeffelen des Heijlegen Geests in Ghoerll ander einde.
Nog een jaarlijkse en erfelijke losrente van 3 karolus gulden en 2 stuiver, die men jaarlijks heffende is op Matheeus Joosten en zijn goederen gelegen in Ghoerll, ter kwijting staande met 50 karolus gulden. Daartoe nog een jaarlijkse en erfelijke losrente van drie karolus gulden die men jaarlijks heffende is op het dorp van Enschot ter kwijting staande ook gelijk met 50 karolus gulden, alles naar inhoud en begrip van de losbrieven, die daarvan zijn zoals ze zeiden.
Op welke erfenissen en losrenten voornoemd de voors Cornelis en Jan, gebroeders, vertegen hebben ten behoeve van Matheeus en Jan voors met overgeven en afgaan op de manier die daartoe behoort, belovende op henzelf en op al hun goederen, die ze nu hebben etc, deze erfdeling en dit vertijen, overgeven en afgaan voors altijd vaste en stendig te houden etc en in hun naam etc en alle kommer en calangie van hunnentwege daarop komende allemaal af te doen, behalve dat Matheeus en Jan Jan Mostairts voornoemd hieruit moeten gelden zes lopen rogge per jaar erfpacht te betalen aan enkelen in Beeck, nog een jaarlijkse en erfelijke cijns van 3 stuiver te betalen aan de Persoonschap van Ghoerll, nog 1 stuiver per jaar gewincijns te betalen aan Jan de Louw en daartoe nog 11 penningen Hollands gewincijns in Beeck aen de Hertog te betalen.
Welke pacht en cijnsen voors de voors Matheeus en Jan Jan Mostairts alzo moeten gelden en betalen en beloofd hebben zo te gelden en te betalen ten dage en termijn daartoe staande en bepaald, dat er voor hun andere tegendeelslieden voors daarvan nooit meer hinder, kommer noch last van zal komen, daarvoor verbindende henzelf en al hun goederen, hebbende en verkrijgende, met condities en voorwaarden dat als er voor de voors deelslieden op hun deel enige andere kommer, hinder of last met recht zou komen dan hun hier benoemd is, dat zij die kommer, hinder en last als die komt elkaar zullen helpen dragen en betalen, wat zij elkaar zo op verbintenis als voor beloofd hebben zonder arglist.
Datum et scabini ut supra (datum en schepenen als voor).
Bron: RHC Tilburg online, Nadere toegangen Tilburg R 308 fol. 4v-6r
|