Notes |
- Marinus Cornelissen, stadhouder, verkoopt op 23 juli 1644 het bestarf dat zijn vrouw Tanken Bastiaensen aan is bestorven van haar moeder Thonken Adriaenssen Servoije saliger. Op 2 november 1650 verkopen de erfgenamen van Gerit Adriaensen (Servoije), onder wie Marinus Cornelissen als man en voogd van Tanken Bastiaensen, een half huis met circa 5 gemeten in de stede van Nil den Boenijck aan Jan Anthonissen, vorster te Rucphen.
Op 10 oktober 1661 bekent Marinus Corneliss van Domburch fl. 300 schuldig te zijn aan Willem Lucas Maes vanwege een borgtocht die Maes aan de schout Havermans had voldaan en waarvan de obligatie te Groot-Zundert gepasseerd was. Op 12 september 1667 bekent Marinus Cornelissen van Domborch fl. 250 schuldig te zijn aan zijn broer Pieter Cornelissen Commissaris, waarvoor hij als onderpand stelt zijn huis, schuur, stal, en landerijen.
Bron: E.G. Boeren en P.G.A.M. Peeters: "Tak Van Domburgh uit het Rucphense geslacht Commissaris", in Brabantse Leeuw 1993, p. 111 e.v.
|