Notes |
- Op 7 september 1540 verklaarde Henricke Jan Henricxdr, bijgestaan door Jan Meeus Ruelens als voogd, een rente schuldig te zijn aan Jan Jan Henricx, haar broeder, uit land te Molenschot.
Hoewel in deze akte Jan Meeus Ruelens niet uitdrukkelijk haar man genoemd wordt, zal zij toch zijn vrouw zijn geweest. Immers, zowel Jans dochter Aleida als zijn zoon Peter noemden een dochter Hendrika, terwijl bovendien Jan Meeus Ruelens land te Gilze bezat, afkomstig van Jan Heyn Lauwen, die dan zijn schoonvader zal zijn geweest.
Op 26 januari 1546 kocht Jan Meeus Ruelens van Cornelis en Jacob Robbrecht Michiels (Wiltens) een stuk land, genaamd de Gijbenheininge, te Molenschot, grenzend aan land, dat koper reeds bezat, en aan land van Jan en Peter Peter Reyners (van Gilse).
Op 15 november 1552 kocht Jan Meeus Ruelenszone een erfcijns van 3 Carolus gulden 's jaars uir een huis te Gilze. 16 febr. 1574 gaf Willem Jan Jansz. (Canters) als man van Maria Jan Meeus Ruelens, mede voor haar broeders en zusters (hun vader is overleden) kwijting voor lossing van deze rente.
Op 13 februari 1554 trad Jan Meeus Ruelens te Gilze op als voogd over twee onmondige dichters van wijlen Gheris Peter Robbrechts (Wiltens) en Hillegond Jans van Ghilze.
Bron: Jaarboek CBG 1968: Vijf eeuwen geschiedenis van een Brabants geslacht (Ruelens - Rullens - Van Tetering)
GA Breda, R 658 f. 51v
RANB, Dom.Pr.Fr. 1119, f. 19 en 19v
GA Breda, R 659
GA Breda, R 660
GA Breda, R 660, zie iik R 660 2-4-1555 en R 467 f. 23 v, 29-1-1562.
|