Notes |
- 26 februari 1345:
In Oesterwijck:
Notaris Mathias de Dyssen instrumenteert, dat Arnoldus geheten Stamelart, schildknaap, zoon van Arnoldus de Bruhese, voor hem en getuigen heeft verklaard binnen twee jaar na datum dezes een beneficie te zullen stichten in de parochiekerk van Bakel, in het diocees van Luik, uit zijn goederen in Bruhese gelegen, die wijlen Gijselbertus geheten de Bruhese toebehoorden en nu van hem zijn, en uit de grote en kleine tienden, die hij, vocator, in Bruhese van wijlen zijn broer Godefridus heeft verkregen, en dat hij, wanneer de opbrengsten hiervan ontoereikend zouden blijken, dit beneficie zal aanvullen uit zijn overige bezit; en dat heer Johannes, broer van voornoemde vocator, Wilhelmus geheten Custos de Oesterwijck, priesters, en Walterus de Haeren, leek, executeurs-testamentair van wijlen heer Wilhelmus, investiet van de kerk van Essche, voor dit beneficie uit de goederen van wijlen heer Wilhelmus 105 pond bestemmen, maar dat de executeurs, indien deze fundatie niet mocht worden gerealiseerd, deze 105 pond voor een ander doel bestemmen, te weten 20 pond voor het altaar van Maria in de kerk van Haeren en het resterende geld deels voor de Tafel van de Heilige Geest in Haeren, deels voor de Tafel van de Heilige Geest in Oisterwijk, met welke voorwaarde Arnoldus, vocator, heeft ingestemd. Getuigen: Gerardus, investiet van de kerk van Haeren, Walterus de Beecke, rector van het altaar aldaar, Engelbertus de Oesterwijck, priesters, en Henricus de Haeren, Johannes de Haeren en Wilhelmus de Haeren, leken.
Bron: Brabantse Archieven, Regesten inventaris Duitse Orde Gemert (inv.272R), regest 29, via http://www.archieven.nl
18 oktober 1385:
Henricus Langhals, rector of investiet van de kerken van Bakel en Dorne, oorkondt, dat hij instemt met de verlening van het presentatierecht van de kapel, door wijlen Arnoldus geheten Stamelart de Bruhse op zijn goed geheten Bruhese gefundeerd (Vergelijk regestnr 29), aan Jacobus de Padbroeck en zijn vrouw Heylwigis de Bruhese, zuster van de fundator.
8 december 1385:
Arnoldus, bisschop van Luik, bevestigt, wegens sedisvacatie van het aartsdiakonaat van Kempenland, de verlening van het presentatierecht aan Jacobus de Padbroeck en zijn vrouw Heylwigis de Bruhese van de kapel, die wijlen Arnoldus geheten Stamelart de Bruhese fundeerde op zijn goed Bruhese (Vergelijk regestnr 29)
14 mei 1386:
Notaris Godefridus de Duurlaeck instrumenteert, dat voor hem en getuigen Wijnricus, zoon van Johannes Mannaerts de Dornen, leek, de grote en kleine tienden gelegen in de parochie Bakel ter plaatse geheten Bruhese aan de gebroeders Johannes en Walterus geheten de Bruhese, priesters, en Jacobus de Padbroeck, schildknaap, heeft overgedragen voor de rector van het altaar van Katharina in de kapel van Bruhese, van welk rectoraat het presentatierecht aan voornoemde Jacobus de Padbroeck en zijn vrouw Heilwigis de Bruheze en hun kinderen toebehoort en tot wiens portie voorts de dotatie, omschreven in het door Mathias de Dyssen opgemaakte instruinent (regestnr 29) behoort
Bron: Brabantse Archieven, Regesten inventaris Duitse Orde Gemert (inv.272R), regest 73, 74 en 75, via http://www.archieven.nl
|