Notes |
- Verklaring van Jan en Elisabeth Jaspers Hoogeloon, 13 september 1676
Bron: P. van Heusden, notaris (Breda), protocol van allerhande acten, 1675-1676, blad 78-79, verklaring van Jan en Elisabeth Jaspers Hoogeloon, 13 september 1676; "Genealogische bronnen," index en afbeeldingen, Stadsarchief Breda (http://stadsarchief.breda.nl : geraadpleegd 26 maart 2019).
Samenvatting:
Jan Jaspars van Hoogeloon, 22, ende Elisabeth Jaspars van Hoogeloon, huijsvrouw van Adriaen Embrecht, beijde woonende op Boeijmeer onder de Hage, de welcke ten versoecke van Nicolaes Peeter Eijckers hebben getuijgt dat in de jaren 1672, 1673 en 1674 naer dat bninen Breda de sluijsen waeren ingeset tot opstoppinge van het water buijten, het selve water tot Boeijmeir soo hooge gesteijgert was dat alle de hoij ende wijlanden die den reqt. Van den heer Jaspar Brasseliers in hure hadde t'eenemael stonden onder water, ende dat oock de saeijlanden die hij in hure hadde als voor, daer de selve leege . oock onder water gestaen hebben, soodanich dat het eerste jaer voors. Daer seer weijnige goede vruchten van gekomen sijn, ende dat deselve zaeijlanden inde volgende jaren sijn onbequaem geweest door het voorstaende onder water om besaeijt te connen worden,
verclarende voorder dat het huijs daer inne de reqt. Was woonende ende den voorn: Basseliers toebehoorende, inden jaere 1673, omtrent Kersmisse door de Fransen affgebrandt sijnde,hij Reqt. Sich met sijne geheele familie ende beesten heeft begeven inde huijsinge ende stallinge toebehoorende de kinderen van Michiel van der Avoirt gelegen op Boeijmeir, de welcke in jaer ofte dagh niet en hadden bewoont geweest, en ledich stonden door dien onbequaem waren om bewoont ende gebruijckt te connen worden vermits de selve met het affkomende water dickwils waren gein. deert, belijck (naer dat sij daer weijnige dagen offte weken geweest hadde) oock soodanich van het water, soo is het huijs als stalle is overvallen, dat de beesten uijt de selve stallen ende vande werff . moeten swemmen, ende dat hij Eijckers sich selffs midtsgaders sijn vrouwe en kinderen uijt de huijsinge die van binnen wolle drij voeten onder water stonden, met sijn karre heeft moeten salveren ende dat hij reqt. Tsedert sijne wooninge tot half meert des jaers 1675 toe, wederom heeft genomen inde schure van voorn: Basseliers daer hij de voren uijtgetrocken was, ende sich aldaer soo heeft onthouden tot den voors. tijd van halff meert toe, beneffens sijne peerden en beesten, voor redenen van wetenschap allegeren de attestanten dat sij inde voors jaeren omtrent de reqt. Waeren woonende ende t'gene voors also gesien te hebben, als daer bij ende present geweest, verklarende binnen Breda den 13 september 1676.
[get.]
Jan Jaspers
hantmerck + van Elisabeth Jaspars van Hoogeloon
[getuigen]
|